Liefde, haat en dood

[siteorigin_widget class=”SiteOrigin_Panels_Widgets_PostContent”][/siteorigin_widget]

Liefde, haat en dood

Sinds Paul zijn er twee weken verstreken. Wij zijn in Agde geweest, hebben vrienden op bezoek gehad en de cursus van Hans Achterhuis is inmiddels ook voorbij. De voorgaande week was ook de laatste week voor onze markante Russische overbuurman. Zondag overleden en woensdag begraven. Zijn vrouw is ontroostbaar. Wanneer we haar zien, vertelt ze ons hoe goed hij was, hoe geliefd in het dorp en hoe betrokken bij het wel en wee van alles in de buurt. Dat klopt. Wij kennen hem uit zijn nadagen. Aan het werk in z’n tuin en onderwijl in gesprek met passanten. Zijn tuin een vrolijke chaos van groenten, kruiden en druivenstruiken. In het voorjaar, wanneer het geregend had, verzamelden wij de slakken in onze tuin en brachten die bij hem. Hij verzamelde ze in een bak, voerde ze een paar dagen en braadde ze in een mengsel van olie en knoflook. Het was een goed voorjaar dit jaar; met handenvol slakken en een fragiele maar ook gelukkige overbuurman. Op zijn manier een soort heilige. We begrijpen het verdriet van zijn weduwe: de laatste nazaat van een gevluchte Russische kapitein is dood. Zijn dochters zijn op dit moment de tuin aan het maaien. De groenten en kruiden liggen versnipperd op de grond. De blauwe regen is afgeknipt; de orde keert terug. Maar de overbuurman is dood.

Volgens Paul is het huwelijk een soort vriendschap. Het huwelijk is ook “plicht” en heeft veel minder met verliefdheid te maken dan we wellicht hopen of denken.  Nu onze overbuurman dood is en al zijn onhebbelijkheden met hem zijn begraven, denkt zijn weduwe daar anders over. Zo lijkt het tenminste. Maar misschien mist ze ook gewoon haar maatje en heeft Paul toch gelijk. Wij kunnen het haar niet vragen. Ons Frans is nog te onbeholpen en onze woordenschat te beperkt om een echt zinnig gesprek te hebben. Zo blijkt op dit soort momenten dat we hier toch vreemden zijn. Allochtonen die de gebruiken nog niet goed kennen, de taal nog niet goed spreken en daarom toch niet echt deel zijn van de maatschappij hier. Dat is pijnlijk op de momenten dat je dat wel graag zou willen..

De week van Paul was lichter. Hoewel Paul ons aan het begin verzekerde dat in zijn cursus over de liefde, de “haat” ook een centrale plek zou krijgen. Waar Paul is, daar is Freud of Lacan altijd ergens op de achtergrond aanwezig. Met een onderbewustzijn waar duistere verlangens een plek hebben en kunnen rijpen tot haat, tot waanzin. Kortom, waar Paul is, daar is een vorm van menselijkheid aanwezig.  Maar ook spanning. Paul zelf belichaamt dat. Doceren is voor hem een kunstvorm. Een toewijding die uiterste concentratie vraagt. Zo geeft Paul les. Met gebaren alsof hij de gedachten uit z’n schedel moet trekken. Met vertelkunst. Zoals we dat graag zien bij het Centre: inspireren maar ook doceren. Onderwijs krijgen van een vakman. Zoals Paul.

Het was ook de week van overstromingen. Hier vlakbij stroomde de Cèze over en ook onze cour overstroomde. Twee keer; op donderdag na wolkbreuken die ruim een uur aanhielden. De straten stonden blank en vanuit de heuvels van het plateau van Vénejan stroomde water via de poort de cour op. De eerste overstroming begon aan het einde van het ochtendblok. We waren binnen aan het werk maar aan snel werd duidelijk dat het riool de toevloed van water niet aan zou kunnen. Op de cour rees het water tot onze knieën en stroomde de gebouwen in.

De hele groep was bezig met hozen of deed pogingen het wassende water te bezweren met tuinslangen, emmers, potten en pannen. Iedereen wilde wat doen, maar uiteindelijk konden we niet veel dan het einde van de bui afwachten en de schade beperken. Die dag heeft tot twee keer toe het lager gelegen “Thomas More” gebouw blank gestaan en tot twee keer toe konden we niet veel meer dan hopen dat de wolkbreuk zou stoppen. Het had ook wel iets moois. Druipnat en voldaan omdat we “iets gedaan hadden” dronken we die morgen koffie met de groep.

De week eindigde in vriendschap. Paul was al eerder vertrokken en een aantal cursisten ook. Met de groep die overbleef besloten we de week met een diner bij restaurant “Caleou” in Venejan. In vriendschap.